Vering en demping:
Bij het motorrijden staat veiligheid voorop. Daarbij is het van groot belang
dat de motor onder alle omstandigheden een goede grip heeft op het wegdek,
wat inhoudt dat de vering en de demping goed moeten zijn afgesteld.
Geprobeerd wordt met dit artikel jullie enig inzicht hierin te geven.
Als een voorvork of demper optimaal functioneert merk je nauwelijks de
gevolgen van de bodemgesteldheid van de ondergrond waarover je rijdt.
De massa van de motor beweegt zich in een constante lijn voort terwijl de
wielen en de schokdempers ongemerkt de ‘klappen’ opvangen.
Dat opvangen van de klappen komt tot stand door de veer en de demper
die in de schokdemper zijn opgenomen. De veer maar vooral de demper
remt de klap van de bodem af. De uitgaande kracht van de veer wordt
vervolgens door dezelfde demper opgevangen. Het positieve gevolg hiervan
is dat je niet gaat deinen of nog erger, los komt van de weg. Of met andere
woorden: de belangrijkste functie van de veer is dat de motor gedragen
wordt en de schokdemper niet volledig in elkaar schuift.
Bovendien komt de motor altijd weer terug in de originele rijpositie dankzij
de veer. De demper remt alle in- en uitgaande bewegingen af en zorgt voor
een stabiele toestand. Een goed functionerende schokdemper en voorvork
geeft een stabiel,
comfortabel en veilig rijgedrag. Niet goed functionerende schokdempers
zijn altijd gevaarlijk en staan optimaal comfort in de weg.
Wat merk je als je schokdemper en voorvork slecht functioneren:
nadeinen van de motor nadat je
over een hobbel of door een kuil
bent gereden;
het continue zwaar sturen om de
motor in een lijn te houden;
– het moeizaam sturen in bochten en ‘dribbelende’ banden; – de voorvork
‘zoekt’ de rechte lijn en de achtervering pendelt
(onstabiele motorfiets).
UITGEBREIDE RIJTEST:
Je kunt zelf de prestaties van de vering testen.
Voer dit uit bij een stilstaande motor en samen met iemand die je motor
in balans houdt. Knijp de voorrem in, druk de motor met je volle gewicht
in de voorvering en laat op het laagste punt los. In het ideale geval veert de
motor vlot terug. De demping is zo ingesteld dat de motor gelijkmatig terugveert
en in een keer stil staat. Nadeinen hoort niet! Net zo min als in een ruwe klap
of juist heel erg traag omhoog komen. Druk de achterkant van de motor stevig
in de veren en laat op het diepste punt los. De motor moet regelmatig (gedempt)
en in een vloeiende beweging omhoog komen. Te snel terugveren is niet goed,
evenals nadeinen of een heel trage veerreactie. Ga op de motorfiets zetten zoals
je hem normaal gesproken berijdt en veer de motor in. Je zit goed als de motor
nu voor en achter even diep in de vering zakt. Zo niet, dan is de afstelling
tussen voor en achter niet in balans. Als je motor bij deze handelingen
‘voorbeeldig gedrag’ vertoont zijn de vering en demping ‘standaard’ in orde.
Als je standaard niet goed genoeg vindt en de veereffecten van je voorvork
en schokdemper optimaal wil laten aansluiten bij je persoonlijke voorkeur,
zul je een uitgebreide rijtest moeten doen. Je kunt een voor jezelf optimale
situatie cre�ren als je rekening houdt met het gewicht (alleen en/of met passagier
en/of bepakking) waarmee je de motorfiets belast. Als je comfortabel en
veilig wilt motorrijden moet je de vering ook aanpassen aan de omstandigheden
waarin je langdurig rijdt. Als je
na de testrit en de afstellingen nog steeds niet tevreden bent over het resultaat
kun je grofweg drie soorten oorzaken vaststellen:
1 De schokdemper en voorvork zijn
van een slechte kwaliteit;
2 De schokdemper en voorvork zijn op
onderdelen versleten;
3 De schokdemper en voorvork kun
nen niet goed afgesteld worden.
Het is in dit geval aannemelijk dat de schokdemper en voorvork niet
van de juiste kwaliteit zijn en/of de instelmogelijkheden te beperkt zijn.
Je zult dan echt moeten gaan voor producten in het hogere (lees duurdere)
marktsegment. Let wel: het vervangen van onderdelen van de voorvork of
demper kan ook tot een oplossing leiden. Voor uitsluitsel zul je te rade
moeten gaan bij een dealer. We zullen nu wat nader ingaan op de afstelling
van vering en demping. Een en ander is wat toegespitst op het circuit maar
het blijft natuurlijk in alle gevallen om dezelfde techniek gaan en is het dus
voor eenieder interessant. Wanneer je begint met een nieuwe schokdemper
of voorvork is het noodzakelijk minstens een uur te rijden voordat je mag
gaan afstellen. Voordat je aan het afstellen begint moet je jezelf ervan
overtuigen dat de stick-slip (wrijving tussen de lagers en keerringen en
de binnen en buitenpoten) van de voorvork minimaal is en dat de vork
goede loopeigenschappen heeft. Dat laatste
kun je het beste voelen als de voorvorkpoten uit de motorfiets zijn en ze
een voor een met beide handen indrukt. Als de voorvorkpoten in de fiets
zitten kun je, na de voorrem te hebben ingeknepen, de vork kleine stukjes
indrukken, bijvoorbeeld 5 tot 10 mm. De voorvork moet dan wanneer je
stopt met druk uitoefenen weer nagenoeg in de oorspronkelijke stand terugkomen.
Als dit niet gebeurt, moet de voorvork worden nagekeken dan wel worden gereviseerd.
Bij de achterschokdemper moet je er op letten dat alle lagers van de achterbrug
maar vooral ook het link-systeem goed lopen. Door het schoonmaken
(vooral door afspuiten, met name met stoomcleaners) gaat na verloop van tijd
het vet uit de lagers en kunnen deze zwaar gaan lopen of zelfs vast gaan zitten.
Dit be�nvloedt de goede werking van de demping uiteraard zeer nadelig terwijl
het onmogelijk is de achtervering nog goed in te stellen.
BASISPROBLEMEN:
Voor we verder gaan is het belangrijk te weten dat er twee factoren zijn die
een belangrijke rol spelen bij het verder afstellen van de motorfiets, namelijk
de geometrie en de demping. Deze twee be�nvloeden elkaar sterk omdat demping
een onderdeel is van de geometrie (framestijfheid, balhoofdshoek etc.).
Om problemen op te kunnen lossen moet je dus zelf vast kunnen stellen
of het om een dempings- of geometrieprobleem gaat.
Stuiteren, glijden of oncomfortabel aanvoelen:
Dit zijn problemen die voortkomen uit de demping.
Slecht stuurgedrag en/of slingeren van de voorvork komen voort uit de
geometrie. Vaak kan een probleem dat voortkomt uit de geometrie worden
opgelost door de aanpassing van de demping. Het onderscheid hiertussen
is belangrijk omdat je anders zonder het probleem op te lossen er een nieuw
probleem bij cre�ert. Voordat je specifieke problemen als stuiteren gaat
oplossen is het noodzakelijk ervoor te zorgen dat het stuurgedrag van de motor
goed is, de geometrie moet dus kloppen. Om het stuurgedrag goed te krijgen
moet je aan de gang met de geometrie en de schokdemper. De schokdemper
speelt een belangrijke rol bij de hoogte van de achterkant van de motor en
be�nvloedt daardoor sterk het stuurgedrag. De veervoorspanning moet
correct zijn, de veer moet de juiste c-waarde (hardheid) hebben en de
compressie- (ingaande) demping
moet niet te zacht zijn. Als je er zeker van bent dat de schokdemper niet te
zacht is stel je de juiste rijhoogte aan de voorkant af, de juiste voorvorkhoek
en de juiste offset (afstand tussen de hartlijn door de voorvorkpoten en
hartlijn door de balhoofdspen). Als dit allemaal in orde is en het stuurgedrag
van de motor is goed kun je de fijnafstelling doen aan de hand van de demping.
Hiermee kun je stuiter-, grip- en comfortproblemen oplossen.
Maar verstel de veervoorspanning met name van de achterschokdemper niet meer,
dit zou het stuurgedrag te veel be�nvloeden. Een goed functionerende wielophanging
is een uitgebalanceerde combinatie van de veer, de veervoorspanning, demping,
condities van het wegdek en de rijsnelheid. Wat nu als het stuurgedrag na alle
inspanningen nog niet optimaal is? Ga dan terug naar de vorige afstelling
voordat je iets anders probeert, anders raak je binnen de kortste keren het
spoor bijster. Als je er helemaal niet uitkomt zul je
terug moeten naar de oorspronkelijk instellingen
en een deskundige moeten raadplegen.
Slingeren van het voorwiel:
Wanneer bij het uitaccelereren van een bocht de voorvork slingert maken
veel mensen de fout de demping aan te passen.
De demping kan echter nooit de oorzaak zijn van dit
probleem. Dit is een typisch geometrieprobleem. De achterkant van de
motorfiets is te laag en omdat er geen druk (gewicht) op het voorwiel is
gaat het wiel `vliegen’. De achterkant van de motor kan te laag zijn omdat
de demper te kort is. Je kunt dan de schokbreker langer maken of vervangen.
Het kan ook zijn dat de schokdemper te zacht is. Om vast te stellen om welk
probleem het hier gaat kun je m.b.v. de slagindicator op de schokdemper
vaststellen of de schokdemper te veel wordt samengedrukt bij het uitaccelereren v
an een bocht. Als dit het geval is kun je de compressiestelknop harder zetten.
Wanneer het bereik hiervan niet voldoende is kun je iets meer veervoorspanning
geven of een hardere veer monteren.
Stuiteren van het voorwiel:
Wanneer het voorwiel stuitert tijdens het aanremmen naar de bocht kan
de voorvork te hard of te zacht zijn.
De voorvork is te hard wanneer na vol remmen de slagindicator
ongeveer 20 mm of meer van de totale slag vandaan blijft. Je kunt iets
minder veervoorspanning geven. Als dit niet voldoende is kun je de
luchtkamer 5 mm vergroten door 5 mm olie uit de voorvork te halen.
De voorvork is te zacht wanneer na vol remmen de slagindicator helemaal
aan het einde van de volledige slag staat. Je kunt nu iets meer voorspanning
geven (max. 4 mm). Als dit niet voldoende is kun je de luchtkamer verkleinen.
Wanneer het voorwiel stuitert midden in de bocht zonder dat er gas gegeven
wordt of wordt geremd moet de voorvork iets meer uitgaande demping hebben.
Wanneer de voorvork blijft stuiteren vergroot dan de voorvorkhoek (castor)
met 0,5 graden. Wanneer dit niet mogelijk is kun je alsnog 5 mm meer voorspanning
proberen. Wanneer het voorwiel op het rechte eind stuitert dienen banden en velgen
gecontroleerd te worden, dit heeft niets met de demping te maken. Wanneer de
voorvork stuitert na een oneffenheid in het wegdek kun je de uitgaande demping harder maken.
Het niet absorberen van oneffenheden in het weg dek:
Wanneer de motor van zijn lijn afwijkt over oneffenheden kun je het
beste de ingaande (compressie) demping iets zachter afstellen.
Wanneer hierdoor de wegligging verslechtert
probeer het dan met een iets hardere ingaande demping. Dit is iets wat je gewoon
moet uitproberen en heeft te maken met de balans tussen de demping en de
condities van het wegdek.
Feedback van de voorband:
Wanneer je geen goede feedback krijgt van de voorband is de voorvork te zacht. ‘
Op de limiet’ rijden is alleen mogelijk als je
in staat bent een zekere mate van slip van de voorband te voelen. Dat is de
feedback van de band. Deze feedback kan nooit optimaal zijn wanneer je met te
weinig ingaande demping rijdt. Stel deze demping eventueel wat harder af.
Feedback van de achterband:
Wanneer je geen goed gevoel hebt met de
achterband dan wel de band geeft geen of onvoldoende informatie door
(dus weer feedback) geef dan minder ingaande demping.
Pompen van de achterkant:
Het zogenaamde ‘pompen’ van de achterkant
treedt op tijdens het uitaccelereren van de bocht. er zijn twee soorten
bewegingen: beweging met een geleidelijke, relatief langzame slag –
hierbij is de ingaande demping te zacht. Maak deze dan harder.
Wanneer je de ingaande demping niet harder kunt maken omdat je aan het
einde van de instelmogelijkheden zit of de schokdemper is te hard geworden
over de oneffenheden geef dan maximaal een volle slag meer veervoorspanning.
Beweging met een heel snelle, korte slag – in dit geval is de schokdemper te
hard en moet de band te hard werken. Maak de ingaande demping zachter.
Stuiteren tijdens het remmen:
Wanneer het achterwiel begint te stuiteren
tijdens het aanremmen van een bocht (een beweging met een korte slag of
een hoge frequentie) kun je de ingaande demping zachter maken. Als het
verschijnsel dan nog niet weg is kun je ook de uitgaande demping zachter
maken. Soms kan maximaal een volle slag minder veervoorspanning helpen.
Glijden van het voorwiel:
Wanneer het voorwiel glijdt stel dan de ingaande
demping iets zachter af.
Achtervering blokt bij volle slag:
Meestal gebeurt dit als er door een gat in de weg gereden wordt. Je kunt de ingaande
demping iets harder maken. Als dit niet genoeg mocht zijn kun je een hardere
veer monteren.
Onvoldoende absorptie:
WaVering en demping:
Bij het motorrijden staat veiligheid voorop. Daarbij is het van groot belang
dat de motor onder alle omstandigheden een goede grip heeft op het wegdek,
wat inhoudt dat de vering en de demping goed moeten zijn afgesteld.
Geprobeerd wordt met dit artikel jullie enig inzicht hierin te geven.
Als een voorvork of demper optimaal functioneert merk je nauwelijks de
gevolgen van de bodemgesteldheid van de ondergrond waarover je rijdt.
De massa van de motor beweegt zich in een constante lijn voort terwijl de
wielen en de schokdempers ongemerkt de ‘klappen’ opvangen.
Dat opvangen van de klappen komt tot stand door de veer en de demper
die in de schokdemper zijn opgenomen. De veer maar vooral de demper
remt de klap van de bodem af. De uitgaande kracht van de veer wordt
vervolgens door dezelfde demper opgevangen. Het positieve gevolg hiervan
is dat je niet gaat deinen of nog erger, los komt van de weg. Of met andere
woorden: de belangrijkste functie van de veer is dat de motor gedragen
wordt en de schokdemper niet volledig in elkaar schuift.
Bovendien komt de motor altijd weer terug in de originele rijpositie dankzij
de veer. De demper remt alle in- en uitgaande bewegingen af en zorgt voor
een stabiele toestand. Een goed functionerende schokdemper en voorvork
geeft een stabiel,
comfortabel en veilig rijgedrag. Niet goed functionerende schokdempers
zijn altijd gevaarlijk en staan optimaal comfort in de weg.
Wat merk je als je schokdemper en voorvork slecht functioneren:
nadeinen van de motor nadat je
over een hobbel of door een kuil
bent gereden;
het continue zwaar sturen om de
motor in een lijn te houden;
– het moeizaam sturen in bochten en ‘dribbelende’ banden; – de voorvork
‘zoekt’ de rechte lijn en de achtervering pendelt
(onstabiele motorfiets).
UITGEBREIDE RIJTEST:
Je kunt zelf de prestaties van de vering testen.
Voer dit uit bij een stilstaande motor en samen met iemand die je motor
in balans houdt. Knijp de voorrem in, druk de motor met je volle gewicht
in de voorvering en laat op het laagste punt los. In het ideale geval veert de
motor vlot terug. De demping is zo ingesteld dat de motor gelijkmatig terugveert
en in een keer stil staat. Nadeinen hoort niet! Net zo min als in een ruwe klap
of juist heel erg traag omhoog komen. Druk de achterkant van de motor stevig
in de veren en laat op het diepste punt los. De motor moet regelmatig (gedempt)
en in een vloeiende beweging omhoog komen. Te snel terugveren is niet goed,
evenals nadeinen of een heel trage veerreactie. Ga op de motorfiets zetten zoals
je hem normaal gesproken berijdt en veer de motor in. Je zit goed als de motor
nu voor en achter even diep in de vering zakt. Zo niet, dan is de afstelling
tussen voor en achter niet in balans. Als je motor bij deze handelingen
‘voorbeeldig gedrag’ vertoont zijn de vering en demping ‘standaard’ in orde.
Als je standaard niet goed genoeg vindt en de veereffecten van je voorvork
en schokdemper optimaal wil laten aansluiten bij je persoonlijke voorkeur,
zul je een uitgebreide rijtest moeten doen. Je kunt een voor jezelf optimale
situatie cre�ren als je rekening houdt met het gewicht (alleen en/of met passagier
en/of bepakking) waarmee je de motorfiets belast. Als je comfortabel en
veilig wilt motorrijden moet je de vering ook aanpassen aan de omstandigheden
waarin je langdurig rijdt. Als je
na de testrit en de afstellingen nog steeds niet tevreden bent over het resultaat
kun je grofweg drie soorten oorzaken vaststellen:
1 De schokdemper en voorvork zijn
van een slechte kwaliteit;
2 De schokdemper en voorvork zijn op
onderdelen versleten;
3 De schokdemper en voorvork kun
nen niet goed afgesteld worden.
Het is in dit geval aannemelijk dat de schokdemper en voorvork niet
van de juiste kwaliteit zijn en/of de instelmogelijkheden te beperkt zijn.
Je zult dan echt moeten gaan voor producten in het hogere (lees duurdere)
marktsegment. Let wel: het vervangen van onderdelen van de voorvork of
demper kan ook tot een oplossing leiden. Voor uitsluitsel zul je te rade
moeten gaan bij een dealer. We zullen nu wat nader ingaan op de afstelling
van vering en demping. Een en ander is wat toegespitst op het circuit maar
het blijft natuurlijk in alle gevallen om dezelfde techniek gaan en is het dus
voor eenieder interessant. Wanneer je begint met een nieuwe schokdemper
of voorvork is het noodzakelijk minstens een uur te rijden voordat je mag
gaan afstellen. Voordat je aan het afstellen begint moet je jezelf ervan
overtuigen dat de stick-slip (wrijving tussen de lagers en keerringen en
de binnen en buitenpoten) van de voorvork minimaal is en dat de vork
goede loopeigenschappen heeft. Dat laatste
kun je het beste voelen als de voorvorkpoten uit de motorfiets zijn en ze
een voor een met beide handen indrukt. Als de voorvorkpoten in de fiets
zitten kun je, na de voorrem te hebben ingeknepen, de vork kleine stukjes
indrukken, bijvoorbeeld 5 tot 10 mm. De voorvork moet dan wanneer je
stopt met druk uitoefenen weer nagenoeg in de oorspronkelijke stand terugkomen.
Als dit niet gebeurt, moet de voorvork worden nagekeken dan wel worden gereviseerd.
Bij de achterschokdemper moet je er op letten dat alle lagers van de achterbrug
maar vooral ook het link-systeem goed lopen. Door het schoonmaken
(vooral door afspuiten, met name met stoomcleaners) gaat na verloop van tijd
het vet uit de lagers en kunnen deze zwaar gaan lopen of zelfs vast gaan zitten.
Dit be�nvloedt de goede werking van de demping uiteraard zeer nadelig terwijl
het onmogelijk is de achtervering nog goed in te stellen.
BASISPROBLEMEN:
Voor we verder gaan is het belangrijk te weten dat er twee factoren zijn die
een belangrijke rol spelen bij het verder afstellen van de motorfiets, namelijk
de geometrie en de demping. Deze twee be�nvloeden elkaar sterk omdat demping
een onderdeel is van de geometrie (framestijfheid, balhoofdshoek etc.).
Om problemen op te kunnen lossen moet je dus zelf vast kunnen stellen
of het om een dempings- of geometrieprobleem gaat.
Stuiteren, glijden of oncomfortabel aanvoelen:
Dit zijn problemen die voortkomen uit de demping.
Slecht stuurgedrag en/of slingeren van de voorvork komen voort uit de
geometrie. Vaak kan een probleem dat voortkomt uit de geometrie worden
opgelost door de aanpassing van de demping. Het onderscheid hiertussen
is belangrijk omdat je anders zonder het probleem op te lossen er een nieuw
probleem bij cre�ert. Voordat je specifieke problemen als stuiteren gaat
oplossen is het noodzakelijk ervoor te zorgen dat het stuurgedrag van de motor
goed is, de geometrie moet dus kloppen. Om het stuurgedrag goed te krijgen
moet je aan de gang met de geometrie en de schokdemper. De schokdemper
speelt een belangrijke rol bij de hoogte van de achterkant van de motor en
be�nvloedt daardoor sterk het stuurgedrag. De veervoorspanning moet
correct zijn, de veer moet de juiste c-waarde (hardheid) hebben en de
compressie- (ingaande) demping
moet niet te zacht zijn. Als je er zeker van bent dat de schokdemper niet te
zacht is stel je de juiste rijhoogte aan de voorkant af, de juiste voorvorkhoek
en de juiste offset (afstand tussen de hartlijn door de voorvorkpoten en
hartlijn door de balhoofdspen). Als dit allemaal in orde is en het stuurgedrag
van de motor is goed kun je de fijnafstelling doen aan de hand van de demping.
Hiermee kun je stuiter-, grip- en comfortproblemen oplossen.
Maar verstel de veervoorspanning met name van de achterschokdemper niet meer,
dit zou het stuurgedrag te veel be�nvloeden. Een goed functionerende wielophanging
is een uitgebalanceerde combinatie van de veer, de veervoorspanning, demping,
condities van het wegdek en de rijsnelheid. Wat nu als het stuurgedrag na alle
inspanningen nog niet optimaal is? Ga dan terug naar de vorige afstelling
voordat je iets anders probeert, anders raak je binnen de kortste keren het
spoor bijster. Als je er helemaal niet uitkomt zul je
terug moeten naar de oorspronkelijk instellingen
en een deskundige moeten raadplegen.
Slingeren van het voorwiel:
Wanneer bij het uitaccelereren van een bocht de voorvork slingert maken
veel mensen de fout de demping aan te passen.
De demping kan echter nooit de oorzaak zijn van dit
probleem. Dit is een typisch geometrieprobleem. De achterkant van de
motorfiets is te laag en omdat er geen druk (gewicht) op het voorwiel is
gaat het wiel `vliegen’. De achterkant van de motor kan te laag zijn omdat
de demper te kort is. Je kunt dan de schokbreker langer maken of vervangen.
Het kan ook zijn dat de schokdemper te zacht is. Om vast te stellen om welk
probleem het hier gaat kun je m.b.v. de slagindicator op de schokdemper
vaststellen of de schokdemper te veel wordt samengedrukt bij het uitaccelereren v
an een bocht. Als dit het geval is kun je de compressiestelknop harder zetten.
Wanneer het bereik hiervan niet voldoende is kun je iets meer veervoorspanning
geven of een hardere veer monteren.
Stuiteren van het voorwiel:
Wanneer het voorwiel stuitert tijdens het aanremmen naar de bocht kan
de voorvork te hard of te zacht zijn.
De voorvork is te hard wanneer na vol remmen de slagindicator
ongeveer 20 mm of meer van de totale slag vandaan blijft. Je kunt iets
minder veervoorspanning geven. Als dit niet voldoende is kun je de
luchtkamer 5 mm vergroten door 5 mm olie uit de voorvork te halen.
De voorvork is te zacht wanneer na vol remmen de slagindicator helemaal
aan het einde van de volledige slag staat. Je kunt nu iets meer voorspanning
geven (max. 4 mm). Als dit niet voldoende is kun je de luchtkamer verkleinen.
Wanneer het voorwiel stuitert midden in de bocht zonder dat er gas gegeven
wordt of wordt geremd moet de voorvork iets meer uitgaande demping hebben.
Wanneer de voorvork blijft stuiteren vergroot dan de voorvorkhoek (castor)
met 0,5 graden. Wanneer dit niet mogelijk is kun je alsnog 5 mm meer voorspanning
proberen. Wanneer het voorwiel op het rechte eind stuitert dienen banden en velgen
gecontroleerd te worden, dit heeft niets met de demping te maken. Wanneer de
voorvork stuitert na een oneffenheid in het wegdek kun je de uitgaande demping harder maken.
Het niet absorberen van oneffenheden in het weg dek:
Wanneer de motor van zijn lijn afwijkt over oneffenheden kun je het
beste de ingaande (compressie) demping iets zachter afstellen.
Wanneer hierdoor de wegligging verslechtert
probeer het dan met een iets hardere ingaande demping. Dit is iets wat je gewoon
moet uitproberen en heeft te maken met de balans tussen de demping en de
condities van het wegdek.
Feedback van de voorband:
Wanneer je geen goede feedback krijgt van de voorband is de voorvork te zacht. ‘
Op de limiet’ rijden is alleen mogelijk als je
in staat bent een zekere mate van slip van de voorband te voelen. Dat is de
feedback van de band. Deze feedback kan nooit optimaal zijn wanneer je met te
weinig ingaande demping rijdt. Stel deze demping eventueel wat harder af.
Feedback van de achterband:
Wanneer je geen goed gevoel hebt met de
achterband dan wel de band geeft geen of onvoldoende informatie door
(dus weer feedback) geef dan minder ingaande demping.
Pompen van de achterkant:
Het zogenaamde ‘pompen’ van de achterkant
treedt op tijdens het uitaccelereren van de bocht. er zijn twee soorten
bewegingen: beweging met een geleidelijke, relatief langzame slag –
hierbij is de ingaande demping te zacht. Maak deze dan harder.
Wanneer je de ingaande demping niet harder kunt maken omdat je aan het
einde van de instelmogelijkheden zit of de schokdemper is te hard geworden
over de oneffenheden geef dan maximaal een volle slag meer veervoorspanning.
Beweging met een heel snelle, korte slag – in dit geval is de schokdemper te
hard en moet de band te hard werken. Maak de ingaande demping zachter.
Stuiteren tijdens het remmen:
Wanneer het achterwiel begint te stuiteren
tijdens het aanremmen van een bocht (een beweging met een korte slag of
een hoge frequentie) kun je de ingaande demping zachter maken. Als het
verschijnsel dan nog niet weg is kun je ook de uitgaande demping zachter
maken. Soms kan maximaal een volle slag minder veervoorspanning helpen.
Glijden van het voorwiel:
Wanneer het voorwiel glijdt stel dan de ingaande
demping iets zachter af.
Achtervering blokt bij volle slag:
Meestal gebeurt dit als er door een gat in de weg gereden wordt. Je kunt de ingaande
demping iets harder maken. Als dit niet genoeg mocht zijn kun je een hardere
veer monteren.
Onvoldoende absorptie:
Wanneer de schokdemper niet voldoende de
oneffenheden absorbeert kun je alleen de ingaande demping iets zachter maken.
Het is niet noodzakelijk de veer te veranderen omdat niet de veer te hard aanvoelt
maar de demping. De veer is nodig om de motor aan de achterkant hoog te houden
voor een goed stuurgedrag. Als je de veer zou aanpassen is het resultaat dat de
schokdemper nog steeds de oneffenheden niet goed absorbeert
(voelt nog steeds hard aan) en dat het stuurgedrag slechter zal zijn geworden.
De bovengenoemde tekst zou je verder kunnen helpen.
Als je bepaalde afstellingen niet kunt doen omdat bijvoorbeeld de
verstelmogelijkheden niet aanwezig zijn of omdat het stelbereik onvoldoende
is zul je te rade moeten gaan bij een specialist op dit gebied.
Wanneer de schokdemper niet voldoende de
oneffenheden absorbeert kun je alleen de ingaande demping iets zachter maken.
Het is niet noodzakelijk de veer te veranderen omdat niet de veer te hard aanvoelt
maar de demping. De veer is nodig om de motor aan de achterkant hoog te houden
voor een goed stuurgedrag. Als je de veer zou aanpassen is het resultaat dat de
schokdemper nog steeds de oneffenheden niet goed absorbeert
(voelt nog steeds hard aan) en dat het stuurgedrag slechter zal zijn geworden.
De bovengenoemde tekst zou je verder kunnen helpen.
Als je bepaalde afstellingen niet kunt doen omdat bijvoorbeeld de
verstelmogelijkheden niet aanwezig zijn of omdat het stelbereik onvoldoende
is zul je te rade moeten gaan bij een specialist op dit gebied.
Met dank aan WP Benelux BV.